Deel 1 in de 7-delige serie over de geschiedenis van Amsterdam begint bij de Amsterdamse oudheid, 'de nevelachtige ochtendstond onzer geschiedenis', de periode van de 12e eeuw tot 1350, het uitbreken van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. De auteur beschrijft hoe Amsterdam van een buurt nabij het Aemstelhuis van de heer van Amstel uitgroeit tot een dorp en van dorp tot stad. De naam Amsterdam komt pas voor het eerst voor in een document over tolvrijheid uit 1275, maar de auteur beschouwt 'het feit zonder datum', het leggen ...
Read More
Deel 1 in de 7-delige serie over de geschiedenis van Amsterdam begint bij de Amsterdamse oudheid, 'de nevelachtige ochtendstond onzer geschiedenis', de periode van de 12e eeuw tot 1350, het uitbreken van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. De auteur beschrijft hoe Amsterdam van een buurt nabij het Aemstelhuis van de heer van Amstel uitgroeit tot een dorp en van dorp tot stad. De naam Amsterdam komt pas voor het eerst voor in een document over tolvrijheid uit 1275, maar de auteur beschouwt 'het feit zonder datum', het leggen van de dam in de Amstel, als de geboortedag van de stad. Het boek eindigt met een verhandeling over het wapen van Amsterdam en een schets van het leven in het midden der 14e eeuw. Jan ter Gouw (1814-1894, onderwijzer) heeft zich als geen ander verdiept in de geschiedenis van Amsterdam. In zijn vrije tijd schreef hij vele boeken over zijn geliefde stad (sommige met Jacob van Lennep en soms onder het pseudoniem Joannis Aurelius), waarvoor hij minutieus archiefonderzoek deed. Hoewel Ter Gouw het 18e-eeuwse standaardwerk over de hoofdstad door Jan Wagenaar prijst, vindt hij toch dat hij 'van den grond af we�r beginnen' moet en 'vlijtiglijk' de stadsregisters moet lezen. Over deze zichzelf opgelegde 'reuzentaak' zegt Ter Gouw: 'geen andere prikkel heeft mij daartoe aangespoord dan de liefde tot mijne vaderstad'. De serie, geschreven tussen 1879 en 1891, beslaat 'den vroegsten tijd tot Junij 1578'.
Read Less